Het is bij den tegenwoordigen stand van de wetenschap niet mogelijk, voor de onderscheiding der begrippen species (of soort), subspecies (of ondersoort), variëtas (variëteit of verscheidenheid), en andere systematische eenheden binnen de soort vaste regels te geven. Maar aan den anderen kant hebben deze begrippen te veel theoretischen inhond, dan dat het raadzaam zou zijn er willekeurig mee om te springen. Daarom zijn eenige globale aanwijzingen onmisbaar. De term soort gebruike men voor de groote, meest veelvormige, vaak zeer veelvormige voortplantingsgemeenschappen, waarvan de Homo sapiens het voorbeeld is. Hoe bont de verscheidenheid aan erfelijke vormen ook is binnen zoo’n soort, men rekent al die verscheidenheden tot één soort, omdat ze, waar ze elkander bereiken en isoleerende factoren van bijkomstigen aard overwonnen zijn, met elkaar bastaardeeren, vruchtbare nakomelingen voortbrengen, en in verdere generaties zich langzamerhand zoo met elkaar kunnen vermengen, dat tusschen de uitersten een vrijwel continue reeks overgangen gevormd wordt.