De eisen die heidevlinders aan hun biotopen stellen hebben betrekking op het vegetatiepatroon en de struktuur van de vliegterreinen. De geschiktheid van de heide als voortplantingsbiotoop wordt bepaald door enerzijds de vochtigheid en anderzijds de verhouding tussen kale grond, lage dwergstruikvegetatie en bomen. Als beheersmaatregel ten behoeve van vlinders is vooral beglazing door runderen of schapen geschikt. Maar er kan ook worden gemaaid of geplagd als dit kleinschalig en gefaseerd gebeurt. Vooral in kleine heideterreinen kunnen dit de enige toepasbare beheerstechnieken zijn. Beheren van moerassen houdt vooral in dat deze biotopen beschermd worden tegen ontwatering en eutrofiëring. Voor de vlinders is het verder ‘niets doen’ meestal de beste beheersmethode. Soms is het echter nodig om in hoogvenen opslag te verwijderen en randen open te houden. In laagvccnmoerassen moet gefaseerd worden gemaaid, echter niet voor midden augustus.