Doorgang der E. in zeer verdunde lucht. — Dit onderwerp is in het bijblad reeds dikwijls besproken en daarom vermelden wij hier, onder verwijzing voor bijzonderheden naar de wel voor de meeste onzer lezers toegankelijke bron, de onderzoekingen dienaangaande van CARL SCHULTZ te Berlijn. (POGGENDORFF’S Annalen, CXXXV, S. 249). Wanneer men een gedeelte van den sluitdraad eens geladen condensators of van een RUHMKORFF-apparaat dubbel maakt en in elk der daartoe nevens elkaar geplaatste geleiders eene verbreking aanbrengt, zoodat de stroom als’t ware tusschen twee ontladingsplaatsen te kiezen heeft, dan zal men steeds een vonk waarnemen op die plaats, waar door eene of andere oorzaak de weerstand het geringst is. Door toepassing van dit — reeds door FARADAY met een dergelijk doel toegepaste — beginsel, heeft SCHULTZ den invloed van eene voortgezette luchtverdunning op dien weerstand kunnen meten. Hij bepaalde namelijk den grootsten afstand, waarop de elektroden van een vonkenmikrometer konden gesteld worden, zonder dat de vonk ophield over te gaan tusschen deze in plaats van tusschen twee andere in een buis, waarin de lucht al meer werd verdund. Daarbij kon hij, met behulp van eene kwikluchtpomp, die verdunning drijven tot wat hij schatte te zijn 0,002 millimeter kwikdrukking. Bij het trapsgewijs veranderen der luchtdrukking zag S. nu den weerstand eerst verminderen en dan haar minimum bereiken en weder sterk toenemen. Maar altijd, ook bij de hoogst bereikbare verdunning, ook als do elektroden in die sterk verdunde lucht een afstand van 90 millimeter hadden, baande eene genoegzaam sterke ontlading zich een weg daardoor heen, zoodra in den voor de zjjdelingsche ontlading bestemde vonkenmikrometer de elektroden op te grooten afstand van elkaar waren geplaatst.