Alle ligchamen trekken elkander aan. Elk ligchaam, tot ons zonnestelsel behoorende, kan op zich zelf beschouwd worden als het middenpunt van eene aantrekkende kracht, die zich naar alle zijden heen Uitstrekt in de ruimte. Die kracht werkt zwakker, naarmate de afstand tusschen verschillende ligchamen grooter is en wel in de evenredigheid van de vierkanten dier afstanden. Wordt dus de afstand 2 malen vergroot, dan is de kracht 4 malen zwakker, wordt die afstand 3 malen genomen , de kracht wordt 9 malen minder. Maar daarbij moet tevens in aanmerking genomen worden, dat die kracht naar evenredigheid van de massa dier ligchamen toeneemt. Een ligchaam , dat 2 , 3 of 4 malen de massa van een ander bezit, zal ook eene 2, 3 of 4 malen verhoogde kracht van aantrekking uitoefenen. Daar nu de zon in massa al de ons bekende ligchamen van ons planetenstelsel verre te boven gaat, zoo zelfs, dat al de planeten te zamen nog niet ¹/700 gedeelte van hare massa bedragen, kan de zon door die geweldige massa zulk eene kracht op alle andere planeten uitoefenen , dat zij ze als door een onzigtbaren band tot zich trekt en ze in elliptische of eenigzins verlengd ronde banen rondom zich doet wentelen.