Geen verschijnsel is zoo algemeen bekend en wordt in elk handboek van natuurkunde zoo voldoende verklaard, als de overgang van het water uit den vloeibaren tot den vasten toestand. En toch hebben er bij de ijsvorming somtijds verschijnselen plaats , die door het vreemde en ongewone, dat ze vertoonen, wel waardig zijn de aandacht te trekken. De ijsvorming bekleedt in de huishouding der natuur eene zeer belangrijke rol, die wel verdient in al hare vormen bestudeerd te worden. Visschers , die in den winter vaak op zee omzwerven , disschen dikwijls al vreemde en meestal voor ongeloofelijk gehouden verhalen op van visschersbooten, die op zonnige warme winterdagen plotselijk midden in eene ijsvrije bogt in het ijs bezet raakten of op eens met ijs omkorst werden, van groote steenen, die door het ijs van den bodem der zee omhoog geheven en aan den oever werden geworpen enz. Dergelijke verhalen bragten prof. EDLUND te Stockholm het eerst op de gedachte deze feiten meer opzettelijk te onderzoeken. De uitkomst van zijn onderzoek was, dat de ijsvorming in zout en in zoet water op eene wezenlijk zeer verschillende wijze plaats heeft, dat namelijk het ijs in rivieren en meren zich gewoonlijk het eerst op de oppervlakte van het water vormt en daarentegen in de zee bijna altijd eerst op den zeebodem. De oorzaken van dit verschijnsel liggen in de zeer verschillende eigenschappen van het zoete en van het zoute water.