Onder al de voorwerpen in het egyptologische museum te Caïro, die onze belangstelling vragen en deze ook ten volle waard zijn, behoort eene kleine, schijnbaar onaanzienlijke verzameling van gedroogde en geprepareerde planten en deelen van planten. Zij zijn afkomstig uit de graven der oude Egyptenaren en werden, op aansporing van den vroegeren directeur van ’t museum, GASTON MASPERO, door den bekenden botanicus en Afrika-reiziger DR. GEORGE SCHWEINFURTH aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. En daar ons alles welkom is, wat licht verspreidt over het leven en den gedachtenkring van het merkwaardige volk, dat duizenden jaren vóór onze jaartelling reeds eene hoogte van ontwikkeling had bereikt, waarvan wij ons eerst langzamerhand eene juiste voorstelling beginnen te vormen, wensch ik in korte trekken het resultaat van DR. SCHWEINFURTH’S studie, in verband met de beschouwingen van den egyptoloog PAUL PASIG, mede te deelen. De offers van plantaardigen oorsprong, die de oude Egyptenaren hunnen dooden wijdden, zijn in twee soorten te onderscheiden. De eerste soort, die tevens de oudste moet zijn geweest, bestond uit vruchten, geneeskrachtige kruiden, harsen, klompen meel en dergelijke dingen, die in den regel in grootere en kleinere vaten van aardewerk op den vloer der grafkamer werden neergezet. Zij moesten den afgestorvenen tot spijs dienen en vormden een noodzakelijk bestanddeel van de volledige inrichting van het »eeuwige tehuis”, zooals de oude Egyptenaren de woonplaats hunner dooden noemden, en dat, overeenkomstig met de woningen der levenden, voorzien werd van al wat voor zulk een langdurig verblijf noodig mocht zijn.