Sedert ik het genoegen had, in het Album der Natuur het een en ander mede te deelen over het tegenwoordig standpunt der wetenschappelijke weervoorspelling, ontving ik van verschillende zijden bewijzen van instemming met de pogingen, om de grondslagen dier weervoorspelling in wijderen kring bekend te maken, hetgeen mij zooveel te aangenamer is, omdat hieruit blijkt, dat in verschillende kringen met belangstelling naar de vorderingen op het gebied der weervoorspelling wordt uitgezien en er een verlangen uit spreekt, om bekend te raken met de wetten dier voorspellingen. Het doet mij dus genoegen, eens in de gelegenheid te zijn iets mede te deelen uit eigen ervaring omtrent weervoorspellingen eenige dagen vooruit. Alvorens tot deze mededeelingen over te gaan, breng ik nog even in herinnering een artikeltje in den vorigen jaargang van het Album, waarin ik schreef over de mogelijkheid, eenige dagen vooruit de weersgesteldheid te beoordeelen. De lezers zullen zich nog wel herinneren, dat als basis van zoo’n weervoorspelling de ligging en de uitgebreidheid van een gebied van hooge luchtdrukking werd genomen. Door de belangstelling, welke de redactie van het Dagblad voor Zuid-Hulland en ’s Gravenhage koestert voor meteorologische zaken, had ik enkele malen de gelegenheid, in de kolommen van dat blad een soort weervoorspelling eenige dagen vooruit mede te deelen en mocht ik het genoegen smaken, in de meeste gevallen deze voorspellingen in vervulling te zien gaan. Door toevallige omstandigheden moeten een paar nummers van dit blad, waarin die voorspellingen waren afgedrukt, verloren zijn geraakt, waardoor mij datum en bijzonderheden niet meer bekend zijn. Alleen weet ik nog, dat de eerste voorspellingen uitkwamen. Van de drie, welke ik hieronder kan mededeelen, is er ongelukkigerwijs een, die niet geheel vervuld werd.