Onder de dieren, die niet tot de gewervelde behooren, zijn er zeker geene die de menschen meer aantrekken dan de vlinders, »van welke zegt J. VAN DER HOEVEN, — » vele ons dikwerf verbaasd doen staan over de heerlijkheid en schitterende pracht, waarmede de Schepper wezens versierd heeft, wier aanzijn zoo kortstondig is, als dat der bloemen, om welke zij fladderen.” Niemand zal men ooit vlinders »ongedierte” hooren noemen, met welken naam zoo dikwijls andere insekten worden gebrandmerkt, — evenals aan de bloemen des velds, die bij en tusschen de cultuurgewassen tieren, veelal de naam van »onkruid” te beurt valt. Trouwens die diertjes, die meestal zoo schoon geteekend zijn, die zich gedurende hun kort leven met plantensappen voeden, niemand en niets schaden, zijn zulke onschuldige diertjes!