Men leest thans bijna dagelijks in de dagbladen, zoo Nederlandsche als Duitsche, van het op nieuw verschijnen, ook in ons land, van het Aziatisch Steppenhoen (Syrrhaptes paradoxus), dat voorzoover men weet in 1863 voor ’t eerst in Europa verscheen en zelfs hier en daar nestelde, maar spoedig door de jachtliefhebbers deels gedood, deels verjaagd werd, niettegenstaande de aan die liefhebbers gerichte bede om dat nieuwe wild toe te laten zich in westelijk Europa voor goed te vestigen. Het steppenhoen gelijkt over het geheel op een patrijs, doch de pooten zijn korter en bevederd, en het heeft slechts drie zeer korte, mede bevederde teenen. De vleugels zijn spits; de eerste en de beide middenste stuurpennen loopen in eene punt uit. De kleur is zandkleurig , van boven met zwarte plekken en banden; de wangen en de keel zijn geelachtig, en op het midden van den buik ziet men een zwarte, bij jonge vogels donkerbruine vlek.