Wanneer wij een blik werpen op de verschillende tafereelen, die ons op zoo boeijende wijze in de achtereenvolgende jaargangen van dit Album uit het dierenleven werden geschilderd, komen wij onwillekeurig tot het besluit: dat honger, dorst, verdediging van eigen leven, van eigen nest en kroost de schering en inslag uitmaken van do handelingen in de dierenwereld, van de dierenpolitiek. Voor sommige diersoorten kunnen wij daar nog bijvoegen den trek naar vrijheid, naar gezelligheid, veredeld door trouw en dankbaarheid; terwijl er bij zulke dieren, die in familiën bijeen wonen, ook sporen zijn op te merken van iets, dat zweemt naar do zucht om te heerschen, magt en invloed te verkrijgen. Als de keerzijde dezer eigenschappen teekenen wij echter op: de wreedheid, niet altijd het gevolg van honger en dorst, maar eene wreedheid in den afzigtelijksten vorm, eene wreedheid con amore, eene nuttelooze baldadige wreedheid, en dit niet alleen bij verscheurende dieren ex professo, tijgers, hijena’s, haaijen, arenden en andere roofdieren; neen! zelfs de hond, het dier, dat op zulke benijde schooten zetelt, dat stof geeft tot zulke zoetsappige uitboezemingen, vergelijkingen en liefkozingen. — mijne lezeressen vergeven het mij, – die hond is somtijds wreed om wreed te zijn; hij maakt b. v. jagt op kippen en kanarievogeltjes, doodt ze onmeêdoogend en — laat ze verder liggen, zonder er de tanden een oogenblik aan te vergasten.