Weinig spoorwegen in ons land stemmen ons zoo aangenaam als die van Haarlem naar Alkmaar. De morgenzon, die ter regterzijde warmte over de weiden brengt, — de boschrijke duinzoom links, dit is eene goede tegenstelling, — en niet minder die, wanneer de zon achter de bosschen ondergaat on het donkere geboomte op den geelrooden gloed afsteekt, en daartegenover de vlakte met hare hoeven en molens in de verte allengs met een nevel wordt overtogen. Liefst echter zie ik op de bosschen en den duinzoom. Hier en daar verheffen de heuvels zich boven de boomkruinen. De spitsboogkerk van Overveen herinnert aan een Engelsch landschap; — dan volgen de buitenplaatsen van Bloemendaal: Bloemenheuvel als een grieksche tempel in kalmen dorischen stijl, en daarachter de digt met dennen begroeide heuvelrug van Duinendaal; — in eene gaping tusschen het geboomte de Bloemendaalsche kerk, die zoo hulpeloos in haar open vakje treurt, sedert daar de oude boornen zijn vervangen door een slingertuintje; — Wildhoef met zijn statig geboomte, en daartegenover vriéndelijke ronde oasen in het weiland; — daarna lage heuvels met jeugdig oikengroen en blaauwe Echiums, vuurroode Papavers en gele Oenothera’s getooid; — daarna een klein station, waarop de naam Zandpoort, eene barbaarsche verbastering van Sancta Porta , de heilige kapel van Petronella van Saxen; — niet ver van daar oen treurende, half doode boom in het weiland, waar eenmaal het slot van Gerard van Velson stond; — daarna het kerkje van Velsen, waarvan de oudste oorkonde van Holland en Zeeland gewaagt, — het Velser kanaal, Amsterdams redder in de toekomst; — het bosch van Watervliet, door sloopers bedorven; — Beverwijk, dat nog lang in onze eeuw het karakter der vorige in zijn huizen en koepeltjes gedragen heeft; — Heemskerk met zijn steenen torenspits en iets Geldersch in zijn korenlanden; — de duinen wijken terug; het bosch wordt schraler; — alleen Assumburg en Marquette blijven ons nog bij, nu hier, dan daar; want de weg wijkt oostwaarts af, naar Uitgeest, waar de geest (hooge zandgrond) uit is en het land van boteren knollen begint. — Die weg wordt eentoonig, al zijn wij in een der klassiekste oorden van Nederland. — Adrichem, Akersloot, Assumburg, Marquette, ’t huis Haarlem, het huldtooneel der Heeren van Kennemerland, — de herinneringen van meer dan tien eeuwen zweven over deze weilanden. Maar waar zijn de bosschen en duinen? Spoedig echter gaan wij weer westwaarts en naderen bij Castricum den voet van een hooge vooruitspringende duingroep. — Welligt stond hier eenmaal de Romeinsche burg, waarvan men zegt dat Castricum zijn naam ontleent. Ook deze duinen wijken weder westwaarts en wij zien de baak van Egmond hoog boven bosch en heuvels uitsteken. De duinen liggen bij Alkmaar meer verwijderd dan bij Haarlem; maar het bosch van Heilo aan onze regterhand herinnert door zijne ligging aan den Haarlemmerhout.