Den 1sten Juli 1881 overleed te Boulogne een fransch geleerde, HENRI SAINTE-CLAIRE DEVILLE. Van 1843 af was hij onafgebroken werkzaam geweest; rijke vruchten heeft zijn arbeid voor de scheikunde opgeleverd. In velerlei richtingen zijn door hemzelven en door anderen onder zijne leiding de grenzen van het bekende uitgezet; zijn blik herkende telkens nieuwe punten, van waar verkenningstochten in het gebied van het onbekende konden worden gedaan, en te midden van hinderpalen en zwarigheden wist hij steeds den rechten weg in te slaan, die tot zoo menige belangrijke ontdekking leidde. Veelomvattend zijn b. v. de studiën en onderzoekingen door hem tusschen 1850 en 1860 aan het metaal aluminium en zijne verbindingen gewijd. De stukjes van dit metaal, reeds eenige jaren te voren door WÖHLER, den beroemden scheikundige van Göttingen, bereid, waren zeldzaamheden in de verzamelingen gebleven. Geldelijk ondersteund door NAPOLEON III slaagde DEVILLE er in de verschillende voorbereidende werkzaamheden uit te voeren, de noodige grondstoffen op te sporen (Groenland leverde hem het mineraal: kryolieth ¹) of te bereiden (er moest eene gemakkelijke en goodkoope bereidingswijze van liet metaal natrium worden bedacht) en eindelijk uit het bauxiet het metaal aluminium af te zonderen, een metaal, dat, naar J. B. DUMAS kort vóór zijnen dood schreef, oudtijds niet op den Olympus was toegelaten en niet tot den sterrenhemel was verhoogd, maar dat, eenmaal door de aanraking met DEVILLE’s tooverstaf uit de verachte klei te voorschijn geroepen, eene schitterende toekomst voor zich heeft. Eerde DEVILLE den ontdekker en zijnen keizerlijken bondgenoot door van de eerste hoeveelheid aluminium eenen gedenkpenning te vervaardigen, die aan de eene zijde het beeld van WÖHLER en aan de andere dat van NAPOLEON III vertoonde, hemzelven strekt het tot groote eer, dat in het beginsel van de afscheiding van het aluminium tot nog toe geen belangrijke wijzigingen werden gebracht. Deze ontdekking bracht DEVILLE op het denkbeeld om, met behulp van het nieuwe metaal, de grondstoffen kiezel en boor uit hare verbindingen af te scheiden. Een der bestanddeelen van het kryolieth, het aluminiumfluoride, leverde aan DEVILLE het uitgangspunt voor eene reeks van belangrijke proefnemingen, die de kunstmatige bereiding van verscheidene in de natuur voorkomende gesteenten ten doel hadden. Door inwerking van oververhitten waterdamp op aluminiumfluoride gelukte het kristallen van korund (aluminium-oxyde) te maken; op eene dergelijke wijze bereidde hij kristallen van robijn, sapphier, rutiel enz. en werkte hij in de richting voort, waarin vele anderen vooral in Frankrijk volgden om eene voorstelling te geven van de wijze, waarop wellicht zulke gesteenten in de natuur zijn ontstaan.