In de wetenschap doet zich niet zelden het zonderlinge verschijnsel voor, dat zaken, die jaren lang voor waar hebben gegolden, plotseling van hun standpunt gerukt en voor onjuist worden uitgemaakt. Wanneer men bedenkt, dat de wetenschap meer het streven naar waarheid dan de waarheid zelf bevat, dan is het genoemde verschijnsel, schoon niet bemoedigend, toch wel verklaarbaar. Men voege hierbij, dat, al heeft een mening misschien ook lange tijd gegolden, deze mening toch dikwijls gegrond is op slechts enkele onderzoekingen of waarnemingen, door een of door enkele personen verricht. Betreft het nu een feit van groot belang, bv. een natuurwet, die bij andere onderzoekingen dikwijls weer te berde gebracht wordt en ter verklaring moet worden aangeroepen, dan blijken de fouten misschien alras; ja, de argusogen van vele wetenschappelijke onderzoekers zijn er dikwijls zelfs op uit, om hierin onregelmatigheden te vinden, waarachter een haak kan worden geslagen. Maar apart staande feiten, met of zonder verklaring, zoals bv. geschiedenis en natuurlijke historie er vele opleveren, kunnen jaren lang waar blijven en plotseling tot leugen worden. Deze zijn het, die aan mensen uit de praktijk, met gezond verstand maar zonder wetenschappelijke opleiding, soms aanleiding geven tot half uit scherts, half uit ergernis ontspruitende opmerkingen, bv. in deze geest: »Komaan, ALBRECHT BEILING is vierhonderd jaar lang wèl levend begraven geworden, maar van nu af aan schijnt er niets meer van gebeurd te zijn! Zo’n wetenschap is toch ook eigenlijk niet veel waard. Vandaag is dit waar, en morgen dat.” En tien tegen een, dat de man de nieuwere zienswijze niet aanneemt. Hij denkt, dat, wat vier eeuwen lang alle mensen als waarheid hebben aangenomen, toch onmogelijk door één persoon omver kan worden gestoten. Maar hij vergeet, dat dit voor waarheid aannemen niet berust op innerlijke overtuiging of op denkwetten, maar op hooren zeggen, en dat een algemeen verbreide mening, dooreen of enkele personen in de wereld gebracht, niet meer betekenis heeft, wanneer hij vier eeuwen, dan wanneer hij slechts vier jaren had stand gehouden. Daar ’t voor hen, die de wetenschap beoefenen, ondoenlijk is alles, wat zij weten, door eigen aanschouwing of onderzoek gewaar te worden, moeten ook zij voor een groot gedeelte eenvoudig napraten. Al verwacht men nu ook, dat dit met oordeel gebeurt, toch kunnen daarbij wel vele fouten worden bestendigd. Daarenboven worden, vooral in de tegenwoordige tijd, nu het populariseren der wetenschap zo grote uitbreiding erlangd heeft, vele feiten en verklaringen in wijder kring verbreid en daarbij dikwijls in een meer positieve vorm gegoten, dan de wetenschap heeft bedoeld.