Tusschen 7 en 8 uur in den morgen van 8 October 1895 werd te Loenen aan de Vecht een halo waargenomen, bij wien zich een boog vertoonde, die zeker wel tot de zeldzaamste deelen van den halo mag gerekend worden. Vroegere waarnemingen, waarbij die boog vermeld wordt, worden in twijfel getrokken, omdat meestal de fantasie van den waarnemer duidelijk uit bet bericht te voorschijn treedt. Door GALLE¹ wordt deze boog dan ook geheel buiten bespreking gelaten, en BRAVAIS² vermeldt hem in zijn uitgebreide verhandeling over den halo slechts ter loops en geeft een hoogst oppervlakkige verklaring van zijn ontstaan. In de rijke verzameling van waarnemingen, die in zijn verhandeling is opgenomen, komt slechts één geval voor, dat eenigszins met het verschijnsel te Loenen overeenstemt; namelijk werd op 24 Januari 1838 te Wetzlar door LAMBERT, bij een zonshoogte van 20°15’, een witte kring om het Zenith gezien. Of beide waarnemingen werkelijk hetzelfde verschijnsel zijn valt echter te betwijfelen. Een bekend deel van den halo is de circum-zenithaal-ring, zooals de naam reeds aanduidt, een cirkel, die het zenith tot middelpunt heeft. Deze heeft zijn ontstaan te danken aan ijsnaaldjes, wier hoofdassen vertikaal geplaatst zijn, en bij welke de lichtstralen door het basisch eind vlak in- en door een zijvlak uittreden.