In het Album der Natuur 1868, bl. 311—315, heb ik de aandacht gevestigd op de kleursverandering, in zooverre als deze bij een en dezelfde plant gezien wordt. In verband hiermede wil ik thans wijzen op de kleuren der gewassen in betrekking tot de hen omringende voorwerpen. Ik wil hierdoor trachten den kring der waarneming van hen, die daartoe in de gelegenheid zijn, op eene voor hen aangename wijze uit te breiden. Een ieder toch die buiten woont en liefde voor de Natuur heeft, vindt hiertoe menigmaal gelegenheid, en als hij steeds opmerkzaam rondziet, waarvan hij zich de gewoonte moet eigen maken, doet zich in ieder jaargetijde vaak het heerlijkste schouwspel aan zijn opgetogen blik voor; inzonderheid bij den aanvang en het einde van het schoone jaargetijde.