Onder dezen titel is door F. J. van Uildriks een bundel »schetsen” in het licht gegeven (Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon), die op eigenaardige en hoogst aantrekkelijke wijze het midden houden tusschen een gewonen beschrijvenden roman en een populair natuurkundig boekje. Naast een »Mooie Meidag” en een »Soirée artistique” worden het »Lelietje der dalen” en de »Rogge en wat er met haar gemaaid werd besproken. De eerste schets, die in den engeren zin »Herleven” getiteld is, behandelt de gevoelens van een herstellende zieke, die met het volle genot van toenemende gezondheid en toenemende krachten, het overgroote genot vereenigt van op te merken en te waardeeren wat de wereld van insecten en vogels, van bloemen en grassen rondom haar aanbiedt en wat zoo zeer met hare eigene gewaarwordingen en gemoedsaandoeningen harmonieert en sympathiseert. Kenmerkend voor dit boekje zijn de aanhalingen, die er hier en daar in gevonden worden; en misschien zou ik aan mijne lezers de strekking het gemakkelijkst duidelijk maken, door daarvan hier een aantal op te nemen. Ik moet mij natuurlijk tot enkele beperken.