Tot de met recht gehate en gevreesde dieren behoort zonder tegenspraak de krokodil. De Duitsche jager en waarnemer SCHILLINGS, die met buks en camera door Afrika trok, maakte met deze afschuwetijke dieren op het Buffeleiland in Pangani, in het hart van Oost-Afrika, nader kennis en vertelt ons de volgende bizonderheden over zijn levenswijze: Om krokodillen te vangen werd door middel van een lijn een stuk vleesch met beenderen aan een haaien haak bevestigd. Het werd des nachts, voornamelijk bij maanlicht, in de rivier geworpen en het duurde dan ook niet lang of het werd door een krokodil gegrepen. In alle gevallen was echter het dier veel te slim om ook den haak in te slikken. Nadat hij het lokaas had ingezwolgen, trokken 10 à 12 man het roofdier aan den oever. Kwam het in de nabijheid daarvan, dan was het zaak het een goedzittenden kogel te geven. Eerst dan hield het woeste slaan van den staart op, en bewegingloos en een ondraaglijken muskusreuk verspreidend, hing het aan de lijn. Op deze wijze werden ’s nachts tot zes en meer stuks gevangen, waaronder er waren van 4 M. lengte. De inhoud van de maag bestond bij de meesten uit beenderen van zoogdieren en overblijfselen van visschen. Bovendien echter bevatte de maag steeds een groot aantal stukken kwarts, die òf reeds rond afgeslepen waren toen zij ze opnamen òf in de maag zoo afgerond waren, maar die in ieder geval tot bevordering van de spijsvertering dienden. Deze stukken kwarts hadden soms een aanmerkelijke grootte, tot die van een appel wel. Opmerkelijk is de omstandigheid, dat reeds de groote sauriërs uit den vóórtijd de gewoonte bezaten stukken steen in te slikken. Bij de talrijke vondsten van den plesiosaurus in de Vereenigde Staten van Amerika, in het bizonder in Zuid-Dakota, viel het n.l. op, dat in de geraamten dezer reuzensauriërs uit den vóórtijd (Juraperiode), bijna altijd eenige groote steenen werden gevonden, en altijd in de streek van de maag. Men vond ze van de grootte van een noot tot van 10 cM. doorsnede. Men kan hier moeielijk denken aan een toevallig inslikken dezer brokken en te minder, daar een andere vondst deze merkwaardige gewoonte verklaart, want Brown vond in de maagstreek ook dikwijls schalen van inktvisschen, vischwervels enz. Daar nu de plesiosaurus, evenals de tegenwoordige krokodil, in den muil geen eigenlijke maaltanden bezat, kan men wel aannemen, dat het doel van het tot zich nemen van die steenen was, harde voorwerpen te verkleinen. Het grootste gedeelte van hun voedsel bestond in ieder geval uit schaaldieren en derhalve was de hulp, welke deze maagsteenen bewezen niet gering, omdat eerst na het verbrijzelen van de schalen het weekdier toegankelijk werd voor het maagsap en verteerd kon worden.