In het Duitsche tijdschrift » der Zoölogische Garten” (jaargang 1889, bl. 254) komt van de hand des redacteurs (Prof. F. C. NOLL) de volgende mededeeling voor. »’s Voormiddags van den 12den Juni 1889, bij zoel weer, trok een stevige schimmel een’ leegen wagen tegen den breeden, aan weerskanten door muren ingesloten rijweg op, die van Sanct Goar naar de op den Schlossberg gelegen ruïne Rheinfels voert. De voerman liep naast den wagen, zonder de zweep te gebruiken of het paard iets toe te roepen. Dat den schimmel het werk niet gemakkelijk viel, kon men genoeg merken aan zijne voorover gebogen houding, aan de krachtige werking der schenkelspieren en aan de kracht, waarmede hij zijne beenen neerzette. Zeer viel mij zijn eigenaardige gang op, dien hij volkomen uit eigen beweging en zonder invloed van den voerman, aannam. Hij trok namelijk zijnen last niet langs eene rechte lijn tegen den slotberg op, maar bewoog zich in zigzag voort, zoodat hij in schuinsche richting van den eenen muur naar den anderen liep, tot de kop bijkans tegen den muur stiet; dan wendde hij zich weer naar den anderen muur, terwijl de voerman rustig den rechten weg volgde. Gewoonlijk pauseerde de schimmel een oogenblik, wanneer hij den eenen muur had bereikt, namelijk dien aan den kant van den bergtop, wijl daar de weg door hooge boomen en struikgewas werd overschaduwd; maar bijkans dadelijk trok hij zijnen last weer naar den tegenoverliggenden muur. Slechts enkele malen , wanneer hij aan den schaduwkant iets langer wilde vertoeven, riep de voerman hem toe, en dan ging hij dadelijk verder. Toen ik den voerman vroeg, op welke wijze hij zijn paard die doelmatige wijze van gaan had geleerd, zei hij, dat de schimmel zelf begonnen was zoo te loopen, en dat deze zeer goed wist, dat hij op deze wijze het gemakkelijkst tegen den berg op kwam. Toen ik boven, op Rheinfels, sprak over ’t geen ik had gezien, hoorde ik dat het bruine paard, ’t welk men daar hield, precies op dezelfde wijze te werk ging, en dat dit evenmin door de menschen in die doelmatige wijze van gaan was onderwezen geworden. Ik deed de ervaring op, dat andere paarden , die minder geregeld den slotberg op gaan , de steilte der helling niet weten te verminderen door den zigzagweg, en kan dus niet anders dan aannemen , dat een tweetal paarden , welke dikwijls dien weg moeten nemen , toevallig de meer gemakkelijke voortbeweging in zigzag vonden en van de eenmaal opgedane ervaring partij bleven trekken.”