De onderscheiden organismen werken op de meest verschillende wijzen op elkaar in. De eene soort is somwijlen de oorzaak van den dood der andere; zoo heeft de grootere bruine rat (Mus decumanus) , die eerst in ’t midden van de 18de eeuw zich in Europa kwam vestigen, langzamerhand in de meeste streken van dat werelddeel de zwakkere zwarte rat (Mus rattus) verdreven, die daar reeds in den tijd der paalwoningen den menschen ’t leven lastig maakte. ¹ Soms weer is de aanwezigheid van de eene of andere soort van organismen de conditio sine qua non voor het bestaan eener andere: de groote ypenspintkever (Eccoptogaster scolytus) leeft onder de schors van ypen en nooit onder die van andere boomen, en de rups van het larixmotje (Coleophora laricinella) voedt zich uitsluitend met het bladmoes van de naalden der lorkenboomen. ’t Is van algemeene bekendheid, dat sommige gewassen alleen dàn kiembaar zaad kunnen opleveren, wanneer zij gedurende den tijd van hunnen bloei worden bezocht door insekten, die honig uit de bloesems halen. Nu zijn deze laatste, althans bij sommige plantensoorten zoodanig gebouwd, dat slechts bepaalde insektensoorten van den zoeten nektar kunnen opnemen; en deze zijn dan ook ongeveer de eenige bezoekers van de bloesems der bedoelde planten. Van bare aanwezigheid hangt het ontstaan van kiembaar zaad bij deze gewassen af, en daarmee het al of niet blijven voortbestaan der soort. Sterven de bedoelde insektensoorten uit, dan moeten dus de planten, welker bloesems zij bevruchten, eveneens uitsterven; en dit moet weer van invloed zijn op de dieren, welke als parasieten op die planten leven. Deze parasieten toch moeten òf alle sterven, òf zij moeten op andere gewassen overgaan, welke verandering van woonplaats en voedsel allicht verandering in bouw en voorkomen meebrengt. Deze weinige voorbeelden mogen voldoende zijn om aan te toonen, op hoe vele en velerlei wijzen organismen van verschillende soort, hetzij rechtstreeks, hetzij indirect, op elkaâr kunnen inwerken. Somtijds ontstaat er een bijzonder enge band tusschen twee onderscheiden organismen; men zou kunnen zeggen, dat zij samen eene firma vormen. Wanneer nu twee personen zich tot eene firma vereenigen, dan profiteeren zij beiden niet juist evenveel van de verbindtenis, die tusschen hen is gesloten; soms ondervindt slechts één van de beide partijen, die zich nader aanéénsloten, de voordeelen van het bondgenootschap; ja ’t komt voor, dat één der beide firmanten op kosten van den anderen leeft.