F. HEMSTERHUIS, de tweede zoon van den beroemden TIBERIUS HEMSTERHUIS, is als wijsgeer bekend door zijne, nog voor weinige jaren op nieuw uitgegeven geschriften. Daar hij zich daarbij van de Fransche taal bediende, is hij meest bekend onder den naam van FRANÇOIS, maar zijn doopnaam was FRANCISCUS, naar zijnen vaderlijken grootvader, die doctor in de geneeskunde was, en eerst te Leeuwarden, vervolgens te Groningen gewoond heeft ¹). Van den hoogleeraar TIBERIUS HEMSTERHUIS is het bekend, dat hij met de beoefening der oude letteren ook de studie der wiskundige wetenschappen vereenigde, en dat FRANS HEMSTERHUIS daarin zijnen vader navolgde, blijkt onder anderen uit vele plaatsen in zijne wijsgeerige geschriften. Uit den brief Sur l’Homme et ses Rapports kan men daarenboven besluiten, dat hij in de kennis der natuur geen vreemdeling was. Eene kleine bijdrage, waaruit dit nader blijkt, verschaffen ons drie brieven, die in mijn bezit zijn, en welke voor de geschiedenis van de vorming van onzen Socratischen wijsgeer niet onbelangrijke bijzonderheden bevatten. Zij zijn gerigt aan CORNELIUS NOZEMAN, die als beoefenaar der natuurlijke geschiedenis het meest bekend is door het groot plaatwerk „Nederlandsche Vogelen”, maar die ook in de verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en in die van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte bijdragen tot deze wetenschap heeft geleverd ¹). NOZEMAN was slechts weinig onder dan HEMSTERHUIS, die in 1722 te Franeker geboren was. In 1741 was c. NOZEMAN tot proponent voor de heilige dienst bij de Remonstrantsche broederschap aangenomen; in 1744 werd hij tot predikant te Alkmaar beroepen, waar hij tot het jaar 1749 werkzaam bleef, om toen die plaats met Haarlem te verwisselen. In 1760 werd hij van daar als predikant bij de Remonstrantsche gemeente te Rotterdam beroepen, in welke stad hij in 1786 overleed 2).

Album der natuur

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Kruseman

J. van der Hoeven. (1865). Drie brieven van F. Hemsterhuis Eene mededeeling betreffende de beoefening der natuurlijke historie in het midden der vorige eeuw. Album der natuur, 14(1), 257–264.