Rijk is het aesthetisch genot, dat op het gebied der kleurverschijnselen te smaken valt; denk slechts aan hetgeen de natuur, denk aan hetgeen de schilderkunst in dit opzicht te genieten geeft. Maar ook een intellectueel genot biedt de kleurenwereld den belangstellende aan, die begeerig is het hoe en waarom van vele dier verschijnselen te kennen en zich daartoe eenige inspanning getroost. Ik wil trachten door enkele grepen uit den rijkdom dezer verschijnselen aan de belangstelling te voldoen van hen, die, zonder zelven zich met studiën op dit gebied beziggehouden te hebben, toch verlangend zijn er iets van te weten. Beginnen wij met een zeer bekende proef. Wij laten het licht van een sterke lichtbron (zon-, kalk- of electrisch licht) door een spleet vallen; een op eenigen afstand geplaatste bolle lens vormt op een wit scherm een beeld dezer verlichte spleet. Plaatst men achter de lens een prisma, dan worden de uit de lens tredende witte lichtstralen bij hun doorgang door het prisma van richting veranderd, of zooals men het noemt gebroken, en op een terzijde geplaatst wit scherm vormt zich nu niet een wit, maar een verbreed gekleurd beeld, met rood aan het eene en violet aan het andere eind; daartusschen onderscheidt men in volgorde oranje, geel, groen, blauw en indigo. In dit kleurenbeeld of spectrum is het rood het minst en het violet het meest van de plaats van het oorspronkelijke witte beeld afgeweken. De verklaring van dit verschijnsel werd reeds door NEWTON gegeven. Wit licht is geen enkelvoudig licht, maar samengesteld uit al de verschillende lichtstralen, die het beschreven kleurenbeeld vormen; gemengd geven deze den indruk van wit licht. Het prisma nu breekt al deze in het witte licht bevatte stralen, maar doet ze niet even sterk afwijken; de roode worden het minst, de violette het meest gebroken. Is deze verklaring juist, dan moeten de verschillende stralen, die het kleurenbeeld vormen, onderling gemengd, weer wit licht opleveren. Dit geschiedt ook; wanneer men b. v. de uit het prisma tredende stralen op een cilindrische lens opvangt, die ze weer vereenigt, dan ontstaat daarachter door menging weer een wit beeld der spleet. Ter eere van deze door NEWTON gegeven verklaring dichtte VOLTAIRE in een brief aan de markiezin DU CHATELET de volgende regelen: Il déploye à mes yeux par une main savante De l’astre des saisons la robe étincelante L’éméraude, l’azur, le pourpre, le rubis, Sont l’immortel tissu dont brillent ses habits. Chacun de ses rayons dans sa substance pure, Porte en soi les couleurs dont se peint la nature, Et confondus ensemble, ils éclairent nos yeux, Ils animent le monde, ils emplissent les cieux.