In een Album, dat dienen moet om natuurkennis algemeen te verspreiden, kan het, als ik mij niet vergis, geenszins ongepast geacht worden , eenen blik te slaan op de groote en weldadige gevolgen, welke de beoefening der natuurkunde en hare merkwaardige toepassing op het leven teweeg brengen. Met milde hand heeft de Schepper des heelals groote schatten in den schoot der aarde weggelegd, uitgestrekte landen met eene uitnemende vruchtbaarheid bedeeld, en met rivieren doorsneden, die hare wateren in de groote zeeën uitstorten: al deze zegeningen zullen echter zooveel als niets zijn, zoolang de mensch daarvan om verschillende redenen geen partij weet noch vermag te trekken. En hoe zal hij daartoe in staat kunnen geraken, anders dan door voortgezette studiën in het groote boek der natuur? De vlijtige beoefening der natuurkunde en scheikunde, gesteund door de wiskunde als staf, waarop men veilig leunen kan, als gids die nimmer faalt, zullen bronnen van redelijk genot en stoffelijk welzijn tevens openen, die hemzelven en millioenen zijner medeschepselen in toekomende tijden ten zegen zullen zijn. Door inspanning en aanwending van de edele gaven van het denkvermogen, wordt de mensch in waarheid Heer der Schepping. Geene hinderpalen kunnen hem afschrikken; geene afstanden door de wateren, schijnbaar als scheidsmuren tusschen de volkeren daargesteld, kunnen hem terughouden; maar hij doorklieft, winden en golven trotserende, met spoed en veiligheid, den grooten oceaan, en overwint den terugdrijvenden stroom der snelvlietende rivieren, waarbij datzelfde water, door het vermogen van zijn genie, het voertuig is geworden der kracht (door warmte daarin ontstaan), waarmede hij de overwinning behaalt. Dat ik hier het oog heb op den stoom, zal wel geene vermelding behoeven; en ik vlei mij in den stoom een sprekend bewijs te kunnen geven van de gelukkige gevolgen, welke de studie der natuurkunde, en hare weldadige toepassing, voor landen en volken hebben opgeleverd; hoe door het bezigen van die kracht het gelaat des aardrijks is veranderd, daar ontoegankelijke woestenijen tot welige landsdouwen zijn geworden, die in het onderhoud en welvaren van millioenen wezens voorzien.