Het zoogenaamde zingen der kikvorschen wordt gewoonlijk door leeken en, zoo ik meen, ook door natuurkundigen aan den groenen Water-Kikvorsch toegeschreven. Naar mijn gevoelen is dit niet juist. Onder kikvorschengezang versta ik dat heldere vlugge geluid (re — re — re) , dat men in het voorjaar ’s avonds uit sloten en plassen vernemen kan, en dat schijnbaar door vele dieren wordt voortgebracht; wel te onderscheiden van het gekwaak (kak — kak — kwaak), waarmede het mannetje, waterkikvorsch, het wijfje roept, ook van het scherpe geluid (ref — ref — ref) , waarmede, zooals men zegt, de boomkikvorsch regen voorspelt. Dit gezang nu of geluid, geloof ik, moet worden toegeschreven aan den grooten Watersalamander (Salamandra cristata), waarvan met regt gezegd kan worden, dat hij onder de bewoners der sloten het hoogste woord voert.