In de tiende aflevering van dezen jaargang van hot tijdschrift Album der Natuur komt voor een omschrijving der stoomturbine van »de Laval” door den heer A. VOSMAER. Het treft mij dat daarin gezegd wordt dat de snelheid van den geëixpandeerden stoom bedraagt 70.000 M. per minuut, een bewering waarmede ik mij niet kan vereenigen en wel op grond van het feit dat de snelheid, waarmede verzadigde stoom in het luchtledige stroomt, nagenoeg 620 M. per secunde bedraagt bij een absolute spanning van 20 Kg. per cM². Bij hooger spanning neemt die snelheid iets toe, bij het afnemen van de spanning vermindert ook die snelheid eenigszins, omdat het specifieke gewicht van stoom niet in dezelfde mate stijgt als de spanning, doch dit verschil is te gering om in het werkdadige van veel invloed te kunnen zijn. Practisch gesproken mag dan ook die snelheid gesteld worden op 600 M. per secunde gemiddeld, altijd aannemend dat in de ruimte, waarin do stoom wordt ontlast, hoegenaamd geen druk bestaat, de stoom geen wrijving in de ontlastbuis ondervindt en er geen samentrekking van den straal plaats hebbe. In het werkdadige zal er aan die voorwaarden wel nimmer worden voldaan; een stoom-aanvoerbuis zonder wrijving is ondenkbaar en een volkomen luchtledig in den condensor niet bereikbaar, ook niet gewenscht uithoofde van de lage temperatuur omdat het voedingswater uit den condensor voortkomt. Als voorbeeld neemt de heer VOSMAER drogen stoom uit een ketel van 10 atmosf. overdruk, of 11 atmosf. absoluut; het specifiek gewicht van stoom op die spanning bedraagt 1/174, als we dat van water op 1 stellen. Een kolom water die evenwicht maakt met 11 atmosf. heeft een hoogte van 113.63 M. nagenoeg en een kolom stoom, die door haar gewicht een gelijke drukking uitoefent en 11 atmosf. druk of spanning heeft, moet dan een hoogte hebben van 174 X 113,63 M. of 19772 M.