Er is eene episode »KUHL en VAN HASSELT”, die van groote beteekenis geweest is voor het Indisch natuurkundig onderzoek, als het ware een mijlpaal vormend op den weg onzer koloniale ontwikkelingsgeschiedenis. Eene ietwat uitvoerige behandeling dier episode werd nog nimmer ondernomen en mocht m. i. toch niet achterwege blijven. Natuurvorschers, zooals KUHL en VAN HASSELT waren, zijn zeldzaam geweest in alle tijden. Hun levensgeschiedenis mag niet vergeten worden. En ligt niet het begin der 19e eeuw al ver van het huidig leven? Vreemd is ons die tijd geworden, die nog niet recht tot het gebied der geschiedenis behoort, maar toch nog veel minder tot het tegenwoordige te rekenen is. Boeken en journalen uit die dagen moeten wet veel arbeid opgedolven worden. Het is dan ook een feit, dat slechts zeer weinigen iets naders weten van KUHL en VAN HASSELT. Die twee vroeg gestorven natuurvorschers hielden echter vele jaren lang in bijzondere mate mijne belangstelling gaande, in Indië zoowel als hier te lande. Geen moeite heb ik gespaard om hen en hun werk eter te leeren kennen. Ik heb hunne familiën opgespoord, de archieven doen openen en over bun jong leven alles verzameld, wat er na een eeuw nog te verzamelen viel. Die studie hield eenigszins verband met de geschiedenis van het »Natuurkundig Genootschap” in de stad Groningen, dat VAN HASSELT en KUHL onder zijne leden heeft geteld en dat twee malen, in de jaren 1821 en 1823, hen ter eere tot eene plechtige vergadering samenkwam, toen de berichten van hun overlijden uit Indië waren aangekomen. De schrijver had het voorrecht op 17 Dec. 1901 over KUHL en VAN HASSELT te mogen spreken in eene vergadering van datzelfde genootschap. De belangstelling, aan het daar gesproken woord ten deel gevallen, was eene opwekking te meer, om deze levensschetsen in wijderen kring te brengen. En is aldus reeds bij voorbaat eenigszins de plaats van beide natuuronderzoekers aangeduid in hun Nederlandsch milieu, zoo is het zeker, tot goed begrip van hetgeen volgen zal, voor den lezer nuttig, indien ook vooraf de episode KUHL en VAN HASSELT gehecht wordt aan de geschiedenis van het Indisch natuuronderzoek in ’t algemeen. Daartoe zij, in enkele groote trekken, die geschiedenis in herinnering gebracht. Eerst sedert de tweede helft der 17e eeuw kon men gewagen van Nederlandsch-Indisch natuuronderzoek. Lang voor dien tijd hadden wel zij, die van de »verre en grouwelijke” reis naar Indië gelukkig in ’t vaderland waren teruggekeerd, daar verhaald van de wonderen, die zij in ’t Oosten gezien hadden, van de vreemdsoortige dieren en planten daar levende. Maar die verhalen, van hoe goede en nuchtere waarneming zij soms ook getuigden, konden toch moeielijk als wetenschap gelden. Vooral de kennismaking met het Indische plantenrijk bleef gewoonlijk eene zeer oppervlakkige en ging niet verder dan tot eene beschrijving der heerlijke vruchten, welke men aan die vreemde kusten vindt, iets wat bij onze brave zeevaarders, die vele maanden lang zich met den eentonigen scheepskost hadden moeten vergenoegen, niet onverklaarbaar is.