Er zijn twee soorten van vochtige muren. Vooreerst die welke vochtig zijn door eene oorzaak daar buiten gelegen, met name door zoogenaamd zakwater, dat — van hooger gelegen plaatsen komende — zich in de lager gelegen gedeelten van een terrein verzamelt, met de fondamenten van een gebouw in aanraking komt en door de muren wordt opgezogen. Dit euvel kan (wanneer het terrein er zich toe leent) bestreden worden door in den bodem, tusschen het gebouw en het hooger gelegen terrein, eene geul te graven. Die geul moet dieper zijn dan de fondamenten liggen, wordt gedeeltelijk met takkebosschen en vervolgens met zóóveel van de uitgegraven aarde aangevuld, als daartoe noodig is. Aldus verschaft men aan het zakwater eene andere richting en kan het afleiden naar zinkputten.