»Il vaudra mieux que nous tous!” Met deze weinige woorden schetst D'ALEMBERT, zelf een beroemd man, den vriend en tijdgenoot, die ook nu nog tot voorbeeld kan strekken voor de besten van ons geslacht en van wien MARIE JOSEPH CHÈNIER verklaart: »CONDORCET lut et restera diversement célêbre, puisqu’il était a la fois habile dans les Sciences mathématiques, profond dans les Sciences morales et politiques, éclairé en littérature, écrivain distingué, philosophe illustre et grand citoyen.” De bloote opsomming van de titels zijner geschriften , groot en klein, naar chronologische volgorde, zou minstens een half vel druks vorderen, waaruit — met het oog op dit tijdschrift — van zelf volgt, dat slechts hier en daar een greep kan worden gedaan om eenigermate de beteekenis van CONDORCET in het licht te stellen. MARIE JEAN ANTOINE NICOLAS CARITAT DE CONDORCET is den 17den September 1743 in het stadje Ribemont in Picardië geboren. Zijn vader, messire ANTONIE DE CARITAT, chevalier DE CONDORCET, uit een oud-adellijk geslacht in Dauphiné gesproten, diende als kapitein in het regiment Barbançon-Cavalerie en diens oudste broeder was achtereenvolgens bisschop van Gap, Auxerre en Lisieux. Beide broeders waren nauw verwant aan den kardinaal DE BERNIS, aartsbisschop van Vienne, en aan YSE DE SALÉON , bisschop van Rhodes. De moeder van CONDORCET, MARIE MADELEINE CATHÉRINE GAUDRY, van deftige burgerafkomst, was een overdreven godsdienstige vrouw; vijf weken na de geboorte van haar eenigen zoon verloor zij haar man, wiens garnizoen van Ribemont naar Neu-Breisach was overgeplaatst. Ter eere van de Heilige Maagd en om hem te beschermen tegen de gevaren, die zijne kindsheid zouden kunnen bedreigen , liet zij haar zoon tot zijn achtste jaar in witte meisjeskleêren rondloopen; hiermee ging een bezwaar tegen lichaamsoefeningen gepaard, dat — gevoegd bij het nooit deelnemen aan jongensspelen — de physieke ontwikkeling van den knaap in den weg stond. Op elfjarigen leeftijd werd het kind door zijn oom , den bisschop van Lisieux, naar het jezuiëten-college te Reims gebracht. In Aug. 1756 behaalde hij een prijs in de tweede klasse en twee jaar later, door de zorgen van denzelfden oom in het Collége de Navarre te Parijs opgenomen, ving hij terstond aan met de studie der mathematische vakken en maakte zulke snelle en degelijke vorderingen , dat hij, na een verblijf van tien maanden, bij het verdedigen van eene moeielijke stelling zóóveel blijken gaf van aanleg, dat D’ALEMBERT, die hem vragen deed, toen reeds een toekomstig lid van de Académie des Sciences in hem zag. Dit succes was beslissend voor zijn volgend leven; in weerwil van de vertoogen van zijn familie besloot hij niet de militaire loopbaan te kiezen , maar zich te wijden aan de beoefening der exacte wetenschappen. In 1762 nam hij zijn intrek bij zijn gewezen leermeester aan het Collége de Navarre, den abbé GÉRAUD DE KÉROUDOU; de merkwaardige brief, dien hij op zeventienjarigen leeftijd aan TURGOT schreef, bevat eene volledige geloofsbelijdenis. Hij betoogt daarin, dat eigenbelang ons, onafhankelijk van eenige theologische overweging, er toe moet brengen rechtvaardig en deugdzaam te zijn; grond voor die meening vond hij in onze ontvankelijkheid voor zedelijke indrukken , in het gemeenschapsgevoel ons aangeboren en in de neiging tot sympathie en vrijwillig hulpbetoon. Zoo kwam hij er b.v. toe af te zien van de jacht, waarvan hij een groot minnaar was; tot het zich geheel onthouden van het dooden van dieren en het met liefde bejegenen van alle levende wezens in zijne omgeving. Deze edele gevoelens bleven levenslang bezielen ; hij is getrouw gebleven aan het devies van zijn geslacht, zinspeling op den familienaam : Caritas.