A. R. WALLACE vermeldt in zijn boek over apen (» Monkeys; their Affinities and Distribution") als één van de kenmerken waardoor de mensch zich van dezen onderscheidt, o. a. dit, dat bij eerstgenoemde de handen in ’t geheel geen dienst doen bij beweging van de eene plaats naar de andere. In » Nature" (nommer van 28 Nov. 1901) maakt nu BASIL w. MARTIN op de zwaaiende beweging opmerkzaam, waarin het meerendeel der menschen onder het gaan armen en handen brengen. »Men kan gerust beweren dat iedereen, het kind zoo goed als de volwassene, nu en dan op die wijze voortschrijdt. Voor kleine kinderen schijnt het zelfs de natuurlijke manier van loopen; geoefende voetgangers en hardloopers doen het niet.”