De ju ra-tijd, geplaatst tusschen de oudste tijdperken der aardgeschiedenis en onzen hedendaagschen tijd, vertoont ons zeer groote contrasten in de ontwikkelingsgeschiedenis van het plantenrijk. De aardoppervlakte verdwijnt hier en daar onder dichte bosschen van hoogstammige kegeldragers, afgewisseld door groote vlakten, geheel begroeid met cycadeeën, afgewisseld door varens. Vooral in de vele riviermonden en in moerassen en meren vindt men een plantengroei, rijk in soorten en in individuen. De landstreek tusschen het tegenwoordige Jura-gebergte en Groot-Brittanje was toen een groote binnenzee, welker bodem dicht bezet was met koraalgewassen, haarsterren, myriaden van weekdieren, vooral armpootigen; welker wateren bewoond werden door legioenen van visschen, koppootigen en reptielen en welker oevers bedekt waren door dichte bosschen van equisetaceeën, cycadeeën, coniferen, en varens. Het karakter van den plantengroei in den jura-tijd, de cycadeeën, araucariën, en varens met netvormige nerven, wijzen ons op een sub-tropisch klimaat in dat tijdperk. Slechts nabij de tropen vinden wij tegenwoordig de plantentypen, die het meest op de jura-planten gelijken. De Araucarias, Widdringtonias, en vooral de Sequoias en Thuiopses en vele andere typen van kegeldragers van onzen tijd, behooren tot de gematigde zonen, en hun onmiddellijke voorvaderen vinden wij in het jura-tijdperk.