Er zullen wel weinigen zijn, die het prachtig verschijnsel, dat de komeet van Donati ons in het jaar 1858 heeft aangeboden, niet met bewondering en belangstelling hebben gade geslagen. Zijn er toch vele natuurverschijnselen, die, of omdat zij minder in het oog vallen, of omdat zij vaak van korten duur zijn, slechts de aandacht van enkelen tot zich trekken en door weinigen worden waargenomen, de komeet, die zich zoo luistervol aan ieders oog vertoonde en gedurende een geruimen tijd het uitspansel versierde, moest wel door hare buitengewone pracht het oog boeijen van allen, ook van hen, die niet gewoon zijn den sterrenhemel met een oplettend oog te beschouwen. Met bewondering is gewis de komeet waargenomen door hen, die, ook al zijn zij geene natuurkundigen, toch door de wetenschap voorgelicht, in dat prachtig verschijnsel een voorwerp beschouwden, dat in de uitgestrekte hemelruimte even als andere wereldbollen naar vaste wetten en door dezelfde krachten wordt bewogen. Met belangstelling is zij gewis door allen gezien, want ook vrees wekt belangstelling, die met zorg den loop der verschijnselen volgt. Intusschen is, dank zij de steeds toenemende en zich meer en meer verbreidende natuurkennis, de vrees voor dergelijke natuurverschijnselen aanzienlijk verminderd. En het is niet alleen de gestadig toenemende en zich tot alle standen en bedrijven uitstrekkende toepassing, die men van de natuur en hare werkingen maakt, maar ook de afneming van dwalingen on vooroordeelen, zoo lang en zoo algemeen gevoed en voortgeplant, die als welsprekende getuigen optreden van het hooge belang en de heilzame gevolgen, zoowel uit een stoffelijk als zedelijk oogpunt beschouwd, die de beoefening der natuurkunde en de verbreiding eener heldere natuurkennis voor het algemeen oplevert.