In de kleigroeve van steenfabriek "De Vlijt", vlak buiten het dorp Winterswijk in Oost-Gelderiand wordt sinds halverwege de negentiende eeuw klei gewonnen uit het Rupelien, behorend tot het bovenste deel van de Brinkheume Formatie (Afzetting van Woold). De laatste decennia is er uit deze ontsluiting door voornamelijk amateurs veel fossiel materiaal verzameld, waaronder een aanzienlijke hoeveelheid mollusken. Veel van dit materiaal bevindt zich verspreid in verschillende privé-collecties. Overzichtjes van de verzamelde molluskensoorten worden o.a. gegeven door Boekschoten (1954) en Cadée (1961). Bij uitbreiding van de groeve in zuidwestelijke richting is in de loop van de tijd een jongere afzetting in ontginning gekomen, eveneens van Rupelien ouderdom en gelegen stratigrafisch op de Brinkheume Formatie. De eerste melding van het voorkomen van deze afzetting, nu bekend als Afzetting van Winterswijk, wordt gemaakt door Cadée (1969), waarbij ook een soortenlijstje wordt gegeven. Meteen was al duidelijk, dat er een aantal opmerkelijke verschillen bestond tussen de molluskenfauna uit deze zandiger Afzetting van Winterswijk en uit de onderliggende Brinkheume Formatie. Een wat uitgebreidere lijst wordt enkele jaren later gepubliceerd door Van den Bosch, Cadée & Janssen (1975:73).