De verlaten kleigroeve nabij het Poolse dorpje Krasiejów is gehuld in koude ochtendnevelen en wordt overkoepeld door een loodgrijze lucht. Een groep schoolkinderen stort zich enthousiast op het plastic dinosaurusskelet waarvan de contouren zich vaag aftekenen onder het natte zand in een zandbak. Tien minuten later roept de leraar zijn besmeurde pupillen weer bijeen om aan de hand van de zojuist blootgelegde Allosaurusknoken en twee levensgrote dinosaurusmodellen een les over uitgestorven diersoorten te geven. Tweehonderd meter oostelijker en vijf meter lager drukt een studente voorzichtig een klein beiteltje in een scheur in de brosse, rode klei. Met elke polsbeweging wordt meer zichtbaar van een meterlange schedel die op het eerste gezicht nog het meeste weg heeft van een uit de kluiten gewassen alligatorkop. Maar de kleilagen zijn 230 miljoen jaar oud, en de schedel behoorde toe aan het uitgestorven reuzenamfibie Metoposaurus.