Begin maart deed ik in de buurt van Oosterhout (vlak bij Nijmegen) een eigenaardige ontdekking. Met nog een paar mensen stond ik te kijken naar een Koolmees, die op een meter of vier afstand uitbundig zat te zingen op een tak (het in het vroege voorjaar vaak gehoorde metaalachtige, twee of drielettergrepige deuntje), toen ik door de kijker kijkend gelijktijdig met de anderen opmerkte, dat we hier met een vrouwtjeskoolmees te doen hadden.