Op zoek naar gegevens over de vroegere verspreiding van de noordse woelmuis trof ik Wietske Prummel. Ik wist dat ze bij archeologie werkte en had dat altijd vooral geassocieerd met het determineren van botten van huisdieren. Tot mijn verbazing vertelde ze me over een opgraving in Friesland, de terp van Oosterbeintum, waar ook noordse woelmuizen waren gevonden. Aanleiding om haar eens te interviewen over haar werk en vooral over de vondsten van wilde dieren. Wietske werkt op het BAI, het Biologisch Archeologisch Instituut van de Universiteit van Groningen. Archeologie valt onder ‘Letteren’ en heeft natuurlijk vooral met cultuur te maken. Archeologie begint op het moment dat de mens sporen achterliet. De mens heeft lang met dieren samengewoond, de langste tijd als jager en verzamelaar. De meeste sporen stammen echter uit de tijd van de landbouw, toen er nederzettingen ontstonden en huisdieren werden gedomesticeerd en gehouden. Bij opgravingen vind je vooral de botten van deze gedomesticeerde dieren.