Een aantal leden onzer vereeniging zou gaarne weten welke variëteiten van landmollusken tot nu toe voor ons land bekend zijn geworden. Op het oogenblik is het nog niet mogelijk om een volledige lijst daarvan samen te stellen, omdat er zeker in de diverse verzamelingen in ons land verscheidene variëteiten zullen voorkomen, waarvan de eigenaars niet eens weten dat ze iets van dien aard bezitten. Ik kan daarom slechts beginnen met een voorloopige lijst te geven van die variëteiten, welke mij uit ons land zijn bekend geworden, daarbij vooral steunend op eigen verzamelingen. Zulk een droge opsomming van variëteiten heeft naar mijn meening weinig beteekenis, omdat de gebruikers van zoo’n lijst dikwijls niet in staat zijn om uit te maken of de variëteit in hun materiaal aanwezig is. Daar nu de variëteiten onzer mollusken in de bekende handboeken zeer stiefmoederlijk behandeld zijn geworden, ja zelfs in vele gevallen geheel zijn verwaarloosd, wil ik aan de geopperde bezwaren tegemoet komen door deze lijst beredeneerd te geven, waarbij ik mij voorstel deze lijst later te vervolgen en nieuwe gegevens en waarnemingen op te nemen. Ook zullen in deze lijsten vindplaatsen worden opgenomen, opdat anderen, op de voor hen toegankelijke plekken, in staat zullen zijn de variëteiten, waarop opmerkzaam gemaakt is geworden, te vinden. Alleen recente exemplaren zullen hier worden beoordeeld. 1. Goniodiscus rotundatus (Müll.) var. Turtoni (Flem.). Deze variëteit onderscheidt zich daardoor, doordat het huisje der slak niet meer kegelvormig is, doch geheel afgeplat, waarbij alle windingen in een plat vlak komen te liggen; van terzijde gezien steekt dan geen enkele winding boven een andere uit. Het huisje heeft dan den vorm van een Planorbis. Deze var. is mij bekend van „Meer en Bosch” bij Loosduinen (Den Haag) in Mei 1926 verzameld door M. A. Donk, terwijl wij dezelfde var. verzamelden op de ruïne van Teylingen in Aug. 1928. Te letten valt er in ons land verder op de variëteit waarbij de karakteristieke rijen van roode vlekken op de windingen ontbreken en verder op den albinotischen vorm dezer mollusk, daar ze in het naburige gebied zijn aangetroffen. 2. Hyalinia hammonis (Ström) var. viridula (Menke). De soort is zeer gemakkelijk te herkennen, de var. onderscheidt zich doordat het huisje in verschen toestand glashelder is, onder een sterke vergrooting komt de radiale streping prachtig tot uiting. Ik trof deze fraaie mollusk levend aan in Zuid Limburg bij Epen in het „Bovenste Bosch” in Juli 1931. 3. Ericia elegans (Müll.) var. ochroleuca (Moq. Tand.). De soort zelf is grijs met duidelijk violetten ondergrond waarop zich een donkerder vlekkenteekening vertoont. Daar de soort alleen in het kalkgebied van Zuid Limburg voorkomt, kunnen we daar alleen variëteiten verwachten. De var. ochroleuca heeft een fraai oranje- tot okerkleurig huisje met bruinachtige vlekkenteekening. Wij vonden deze fraaie var. die ook uit het buitenland bekend is, op den Schaesberg bij Valkenberg in Zuid Limburg in Aug. 1929 en op den St. Pietersberg bij Maastricht aan de zuidgrens in Aug. 1932. 4. Helicella candidula (Studer). Ook deze soort is beperkt tot Zuid Limburg, waar ze voorkomt op kortgrazige steile kalkheuvels van den Keutenberg bij Strucht, en verder bekend is van Valkenberg en Bemelen. Op de laatste vindplaats is de soort zeer algemeen en vooral in de vroege morgenuren en tegen het vallen van den avond bij honderden op de hooge grashalmen aan te treffen. Op precies dezelfde formaties komt deze soort ook voor in Westfalen (Weiner Esch bij Ogtrup) en in België (Comblain au Pont bij Linotte en bij Durbuy sur Ourthe). Bij Bemelen nu is de var. thymorum (Alten) vrij algemeen en door ons in Aug. 1929 aldaar voor het eerst aangetroffen. Ook later is een groot aantal levende exemplaren aldaar gevonden. Deze fraaie var. is bijna geheel zwartpurpur met een witten band om de periferie. Zij dankt haar ontstaan aan de samensmelting van de banden op de bovenste en op de onderste helft der winding waardoor alleen de periferie ongekleurd blijft. Een tweede variëteit, die voor ons land nieuw is, is de var. gratiosa (Studer), welke zich onderscheidt van den normalen vorm, door veel grootere afmetingen, iets wijdere navel en iets meer bolle windingen, verder door een veel minder geprononceerde teekening deivlekken en banden. De groote diameter van het huisje (9 mm en meer) doet deze var. opvallen. Gevonden is één recent en volwassen exemplaar op de kalkheuvels van Bemelen in Aug. 1929. Ik vond deze var. volkomen identiek met het genoemde exemplaar bij Durbuy sur Ourthe in België in Aug. 1936 in een volkomen gelijke populatie van deze slak. 5. Helicella ericetorum (Müll.) = H. itala (L.). Deze, vooral in onze duinen voorkomende slak, is aldaar zeer eenvormig. In Zuid Limburg komt deze soort op vele plaatsen zeer algemeen voor en in populaties kan men verschillende variëteiten aantreffen die vooral opvallen doordat zij ongebandeerd zijn.