In deze aanteekening willen wij verschillende, in de literatuur verspreide, belangwekkende gegevens over Alloteuthis subulata (Lam.), zooals b.v. de levenswijze der soort, het periodiek optreden in onze wateren, de merkwaardige verschijnselen die zich tijdens de groei van de dieren voordoen, samenvatten tot een beknopt overzicht. Hoewel, voor zoover wij konden nagaan, aan onze stranden tot nog toe slechts alléén de eieren van deze Cephalopode aanspoelden, is hij in de Noordzee, vooral in de maanden Juni en Juli, een buitengewoon algemeene verschijning, zoodat de dieren dan ook herhaaldelijk in onze wateren werden gevangen. Ter nadere oriëntatie is het misschien nuttig eerst eenige algemeene morphologische kenmerken naar voren te brengen: De mantel van de dieren is spoelvormig en naar de achterzijde in een staartachtige spits uitgetrokken, die van eenige millimeters tot enkele centimeters lang kan zijn. De vinnen zijn langwerpig, hartvormig en sluiten het achterlijf gedeeltelijk als een zakje in. Bij volwassen exemplaren (vanaf 45 tot 50 mm. ventrale mantellengte) nemen zij steeds ruim 50 % van de totale mantellengte in. De armen, en vooral de tentakels zijn naar verhouding zwak. De tentakels, die naar hun uiteinde slechts weinig verbreed zijn, dragen daar 8 tot 10 duidelijk grootere en verder talrijke kleinere en dicht opeenstaande zuignappen. De vangarmen zijn bezet met twee rijen, steeds afwisselend geplaatste zuignappen, die geleidelijk in grootte afnemen. De gladius eindelijk, is hoornachtig doorschijnend en heeft den vorm van een wilgenblad met een duidelijke rib in het midden.