In een van de eerste nummers van „Basteria” maakte mejuffrouw T. VAN BENTHEM JUTTING (1937) gewag van een tweetal vondsten van de Portugese oester in de Zeeuwse wateren. Dat een enkele losse klep van deze soort juist nabij Yerseke werd gevonden (1934) is niet zo verwonderlijk, daar de Yersekse kwekers de Franse oestergebieden frequenteerden en van tijd tot tijd monsters oesters meebrachten of toegezonden kregen; dit deels uit pure belangstelling voor wat elders in de oesterwereld omging, deels stellig ook om georiënteerd te zijn inzake potentiële mogelijkheden van oestercultuur met andere soorten of variëteiten om bij een altijd mogelijke ernstige tegenslag met de Zeeuwse oester maatregelen te kunnen beramen om de eigen oestercultuur en oesterhandel te kunnen continueren. Veel merkwaardiger was de vondst van een levend exemplaar van de Portugese oester op de Yersekse Bank in het jaar 1928, want het blote feit dat deze een Cardium-schelp tot substraat had gekozen noopt tot de conclusie dat deze in de Zeeuwse wateren geboren moet zijn. In Frankrijk werden Cardium-schelpen in deze eeuw nergens als collecteurs in de oestercultuur gebruikt en bij de vele bezoeken, welke ik aan de Franse centra voor oestercultuur bracht, zag ik daar nimmer een Portugese oester, welke zich op een Cardium-schelp had vastgehecht. In Zeeland daarentegen werden vooral in de twintiger jaren zoveel Cardium-schelpen als collecteurs uitgezaaid, dat tal van percelen er toen letterlijk mee geplaveid waren. Raadselachtig blijft de herkomst van de larve van deze in Zeeland geboren Portugese oester. Weliswaar werden in de eerste decennia van de Zeeuwse oestercultuur diverse proeven genomen met Portugese oesters, maar in de Oosterschelde was het uitzaaien van deze soort al sedert 1885 verboden, terwijl dergelijke proefnemingen in de Grevelingen weliswaar ook daarna nog een aantal jaren werden getolereerd, maar daar een natuurlijke dood stierven door uitblijven van commercieel succes. Er moet wel worden aangenomen dat het in 1928 op een perceel in de Oosterschelde aangetroffen levende exemplaar afkomstig is van in de Zeeuwse wateren levende ouders, want transport van een planktonische larve van het Franse kustgebied ten zuiden van de Loire, dan wel van Engelse oesterpercelen moet welhaast uitgesloten worden geacht. Merkwaardig blijft dat levende Portugese oesters, waarvan er toch minstens twee in elkaars nabijheid geweest moeten zijn en die hetzij als overlevenden van vroegere proefnemingen moeten worden aangemerkt, hetzij klandestien in de Oosterschelde werden uitgezaaid, nimmer werden opgemerkt, ondanks een zeer intensieve visserij en scherp toezicht.