De discussie over het behoud van de noordse woelmuis wordt tot nu toe nauwelijks gevoerd op basis van ecologische feiten, maar vooral op basis van (ecologische) aannamen en vooronderstellingen. Dat kan ook niet anders, omdat maar de soort in Nederland bijna alleen verspreidingsonderzoek is gedaan. Het meest recent is het verspreidingsonderzoek in de periode 1992-1999, waarvoor Alterra (voorheen IBN-dlo) en de VZZ het initiatief hebben genomen. Het onderzoek is in verschillende provincies uitgevoerd en beide organisaties hebben een coördinerende rol gespeeld en samengewerkt met verschillende overheden en organisaties (zie o.a. Bergers et al. 1998). Uit dit onderzoek blijkt dat de soort nog steeds achteruit gaat en dat de versnippering van zijn leefgebied hierin een belangrijke rol speelt. De rol van deze factor was nog niet eerder aangetoond. De bijdrage van Bergers & Nieuwenhuizen (in dit nummer) geeft aan dat er niet alleen naar het effect van versnippering is gekeken, zoals Van Laar in zijn bijdrage suggereert. Het relatieve belang van de factor ‘versnippering’ voor de discussie en voor een mogelijk onderzoekprogramma wil ik toelichten. In dezelfde periode is Alterra in samenwerking met de RU Groningen een onderzoek gestart naar de genetische variatie binnen en tussen de verschillende regio‘s van het Nederlandse verspreidingsgebied. De tot nu toe gepubliceerde onderzoeksresultaten zijn bijzonder relevant voor een verdieping van de discussie over het wel of niet uitzetten van de soort. Tevens wil ik de discussie verbreden door de aandacht te vestigen op enkele zaken die ook rond de hamster spelen.