Een van de merkwaardigste uitkomsten van het bestudeeren der fossiele overblijfselen van uitgestorvene diersoorten, een van de merkwaardigste feiten door de palaeontologie aan het licht gebracht, i zonder twijfel het feit, dat er eens vogels hebben geleefd, die tanden hadden. De bewijzen dat er zulke vogels hebben bestaan, in een tijd lang vóór den tegenwoordigen, zijn in gesteenten van Amerika gevonden. Zij zijn op meesterlijke wijze beschreven door den grooten palaeontoloog Prof. O. C. MARSH, van Yale College, te New-Haven, in Connecticut. In het opstel dat thans den geëerden lezer wordt aange boden, wensch ik een overzicht te geven van hetgeen, tot op dit oogenblik, aangaande de bovengenoemde zonderlinge dieren, vogels met tanden, bekend is. Overblijfselen van vogels zijn in ’t algemeen zelden in de lagen der aardkorst gevonden. Zoover wij thans weten, worden de oudst bekende overblijfselen van vogels in de lagen van het jura-tijdperk gevonden, en wel in den lithografischen kalksteen van Beieren. In dat gesteente heeft men tot heden twee voorwerpen gevonden, die het geslacht Archaeopteryx vormen, en die zoo goed bewaard gebleven zijn, dat wij een vrij voldoende kennis van hun voornaamste kenmerken hebben verkregen. In de krijtlagen van Engeland heeft men ook eenige vogeloverblijfselen gevonden, doch die zoo gebrekkig zijn, dat zij ons niet veel betreffende den vorm, enz. dier vogel leeren. Ook in den grofkalk van Parijs komen vogeloverblijfselen voor; en in den zoetwatermergel van Oeningen in Zwitserland heeft men het indruksel van een vogelveder gevonden, ’t welk thans in Teyler’s Museum te Haarlem bewaard wordt. ALFONSE MILNE EDWARDS hoeft in eene afzonderlijke monographie de tot dusver in Europa, vooral in de tertiaire lagen, gevonden overblijfsels van vogels beschreven. Zij behooren alle tot geslachten, die thans nog vertegenwoordigers hebben.