Tijdens de jaarlijkse bottenvistocht van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen werd een zeer grote potvistand opgevist uit de Westerschelde. De lengte bedraagt 282 mm en over de curve gemeten is deze waarde zelfs ca. 350 mm. Het is het grootste exemplaar uit Europa. Hier wordt de tand beschreven, de tafonomie besproken en de morfologie vergeleken met andere grote potvistanden uit de Westerschelde. De determinatie is mogelijk tot op de superfamilie Physeteroidea, Gray 1821.