Molaren van acht soorten grote herbivoren (reuzenhert Megaloceros giganteus, edelhert Cervus elaphus, rendier Rangifer tarandus, eland Alces alces, steppewisent Bison priscus, muskusos Ovibos moschatus, wolharige neushoorn Coelodonta antiquitatis en bosneushoorn Stephanorhinus kirchbergensis) werden ex situ verzameld uit opgebaggerde pleistocene en holocene zandafzettingen uit de Noordzee en uit Nederlandse vindplaatsen in het binnenland. In de plooien van vele molaren bevonden zich gekauwde plantenresten en daarbij ook microfossielen. We determineerden pollen (stuifmeel) en sporen en interpreteren op basis hiervan voedselkeuzes en de mogelijke effecten op de pollenspectra als een deel van het bloeiseizoen vertegenwoordigd is. We bediscussiëren ook de effecten van de veranderende vegetatiesamenstelling in relatie tot het klimaat en de ouderdom van de molaren. Verschillende factoren hebben bijgedragen aan de samenstelling van het pollen. Toch geven de pollenspectra een beeld van de vegetatie en kunnen we de voedselkeuze en de ouderdom afleiden en krijgen we een beeld van de landschapstypen, van subarctische open gebieden tot interglaciaal bos. Ecologische en statistische analyses van de resultaten laten verschillen zien tussen de voedselkeuze van, en de beschikbaarheid van plantensoorten voor de verschillende zoogdiersoorten. Deze bijdrage is gebaseerd op een artikel dat eerder in Quaternary Science Reviews verscheen.

Cranium

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Werkgroep Pleistocene Zoogdieren

B. van Geel, B.W. Langeveld, D. Mol, P.W.O. van der Knaap, & J.F.N. van Leeuwen. (2020). Stuifmeel uit kiesplooien geeft inzicht in de voedselkeuze van laat-pleistocene en vroeg-holocene herbivoren in Nederland en het aangrenzende Noordzeegebied. Cranium, 37(1), 80–98.