Fossiel hout, zoals we dat als zwerfsteen vinden, is op eerste gezicht vaak moeilijk op soortnaam te brengen. Naaldhout, loofhout, palmhout en boomvarenhout zijn in grote lijnen wel op het oog te onderscheiden, maar aan aangeslepen stukken is met een loep al wat meer te zien. We kunnen dan aan het wel of niet aanwezig zijn van groeiringen bijvoorbeeld iets zeggen over het klimaat waarin het hout is gegroeid. Zijn er groeiringen te zien, dan moeten er duidelijke seizoenen geweest zijn. Zonder groeiringen is er meestal sprake van een gelijkmatige groeiomstandigheid het gehele jaar door, vooral in warme klimaten. Voor soortdeterminaties zijn echter meestal slijpplaatjes, microscopen en veel ervaring nodig. Dat het zo moeilijk is om op het oog namen te geven aan fossiele houtvondsten, vinden de meeste verzamelaars jammer. Het willen geven van namen aan dingen zit de meeste mensen immers in het bloed.