Van recente inktvissen is bekend dat sommige soorten zowel zuignapjes als vanghaakjes (tekstfig. 93) dragen op hun armen. Het woord vanghaak kunnen we letterlijk nemen, want deze haakjes worden gebruikt om prooi (bv. vissen) vast te haken. Ook uit Mesozoïsche gesteenten zijn deze haakjes als overblijfselen bekend (tekstfig. 92). Het zijn veelal kleine, tot enige millimeters, maar soms tot wel 2 à 3 cm (Onychites, wat letterlijk klauw betekent) grote, holle, haakvormige, elementen met soms een spoor. Ze bestaan uit chitine-achtig materiaal. In de Duitse literatuur worden ze ‘Fanghäkchen’ genoemd, en in de Engelse literatuur komen we ze tegen als ‘arm hooks’.

, , , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

Nico M.M. Janssen. (2012). Addendum 1 Vanghaakjes van belemnieten uit het Toarcien (Fossiele Cephalopoden van Nederland). Grondboor & Hamer, 66(1), 198–198.