Hoewel in menige verzameling te vinden zijn nautiliden en ammonieten van paleozoïsche en mesozoïsche (Jura-Krijt) ouderdom uit Maas- en Rijngrindpakketten in Limburg en Gelderland er altijd bekaaid van afgekomen. Uitzonderingen op die regel zijn Teloceras soorten, waaraan een aantal artikelen tussen 1970 en de dag van vandaag is gewijd, en Goniatitida26. In Het Keienboek290 wordt gewag gemaakt van het voorkomen in Maasgrind van Teloceras als ‘de meest verbreide ammoniet in het Nederlandse zwerfsteenmateriaal; Willems (1960, 1970) kon uit Zuid-Limburg 20 exemplaren opsommen, maar ook elders langs de Maas (Mill, Mook), zowel als in de Achterhoek zijn fragmenten en gave exemplaren van deze fraaie Dogger-ammoniet in verkiezelde toestand aangetroffen.’ Als herkomst werd genoteerd, ‘bij Mezières aan de Maas in Frankrijk komen precies dezelfde verkiezelde ammonieten nog in het vaste gesteente voor.’ Als laatste noemt Van der Lijn290 het voorkomen van verkiezelingen van Baculites, zij het ‘hoogst schaars’. Heel apart, maar helaas zonder illustratie en géén bronvermelding, is de melding van Turrilites door Van der Lijn van Mill als verkiezeling. Mocht deze laatste vondst goed gedetermineerd zijn, dan gaat het hierbij om het enige zwerfsteenfossiel in Nederland van een heteromorfe ammoniet uit het Cenomanien. Niet meegenomen in de zevende druk van Het Keienboek is de melding door Burger25 van een typische Oxfordien (Laat-Jura) ammoniet die hij Cardioceras lillooetense Reeside, 1919 noemde. Deze is afkomstig uit een kalksteen, gevonden in zandgroeve Leccius de Ridder op de Grebbeberg (Rhenen, Gelderland), en heeft als grootste diameter 74 mm; de navel meet 23 mm en de windingshoogte en -breedte zijn 32 en ca. 34 mm. Burger refereert ook aan eerdere gemelde vondsten van fossielen van Oxfordien-ouderdom in grindpakketten in Midden-Nederland, en gaat ervan uit dat deze, net als de door hem gemelde ammoniet, duidelijke Maascomponenten zijn. De soort C. lillooetense lijkt echter van Noord-Amerikaanse (Canadese) origine te zijn en is, voor zover wij hebben kunnen nagaan, nooit uit noordwest Europa gemeld. Een vergelijk met recente literaturuur122,226,230 doet vermoeden dat het exemplaar uit Rhenen toch nauwer aansluit bij C. cordatum (J. Sowerby, 1813) en zijn vele verwanten, kenmerkend voor het vroeg-Oxfordien.

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

Philip J. Hoedemaeker, & John W.M. Jagt. (2012). Nautiloïden en ammonieten uit Maasen Rijngrind in Limburg en zuidelijk Gelderland (Fossiele Cephalopoden van Nederland). Grondboor & Hamer, 66(1), 188–197.