In het midden en oosten van Nederland wordt al heel lang zand afgegraven. Vroeger waren het de boeren en de dorpen die kleine zandgroeves hadden voor gemeenschappelijk gebruik. Toen echter aan het begin van de vorige eeuw duidelijk werd dat het schone witgele zand economische waarde had en er geld verdiend kon worden, werd de exploitatie al snel professioneel. Landeigenaren werden groevebezitters en men ging al snel over van hand- naar machinekracht. Grote hoeveelheden zand werden gebruikt bij wegenaanleg en huizenbouw en naast een aantal groeves werden kalkzandsteenfabrieken gebouwd. Door ruimtegebrek en strengere regelgeving konden de groeves niet uitbreiden en waar mogelijk ging men de diepte in. Het grondwater was geen belemmering meer: sleepbakken aan kabels en drijvende kranen met grote grijpers reikten tot ver onder de grondwaterspiegel en creëerden kunstmatige meren. Talloze zandgroeves zijn zo ontstaan in Twente, Salland en de Achterhoek. Ook in Oost-Brabant en Midden-Limburg vindt men vele zand- en grindputten. Nog later komen de drijvende zandzuigers, aangepaste scheepjes waarin grote pompen met een lange buis het zand van grote diepte opzuigen en via nog langere buizen naar de wal transporteren. Hier wordt het zand ontwaterd en gezeefd. Gebeurde dat vroeger met een eenvoudige hor, nu sorteert een ingenieus systeem van schudzeven het zand op korrelgrootte. Daarna wordt het door transportbanden op grote hopen op het bedrijfsterrein gestort, gescheiden van fijn naar grof met als afvalproduct een hoeveelheid grof grind en stenen.

, , , , , , , , , , , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

Herman Akkerman. (2012). Zwerfstenen en verzamelaars. Grondboor & Hamer, 66(1), 26–33.