Op 16 oktober j.l. werd in Museum Nature Docet (Denekamp) Staringia 13 gepresenteerd. Bert Boekscholen – eminence grise onder de vaderlandse geologen en adviseur van de Nederlandse Geologische Vereniging – leidde de presentatie van dit indrukwekkende boekwerk in met een lofrede op de ammonieten en belemnieten. De dertiende Staringia (Afb. 1) kon op geen betere locatie worden gepresenteerd dan in Twente. Het is een van de weinige fossielen met een naam in het Twents – ik hoorde in Sibculo de afdrukken van ammonieten door de grindgravers “zunnechies” noemen, en de opvullingen van woonkamers “raupies”. De cephalopoden zijn niet alleen één van de vele interessante fossielgroepen, ze zijn met de dinosauriërs geworden tot het zinnebeeld van al wat uitgestorven is. Ik kan dat niet beter illustreren dan met een plaatje uit het gedenkboek van Natura Docet, het museum waar wij thans zijn en waarvan dit jaar het honderdjarig bestaan is gevierd (Afb. 2). Deze afbeelding geeft weer het huis van de familie Dohm, te Gerolstein in de Eifel. Hier overleed de beroemde Elie Heimans, de eerste Nederlandse amateurgeoloog, tijdens een excursie van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap in 1913. Hier logeerde in 1929 Bernink, de stichter van Natura Docet en ook een belangrijk amateurgeoloog – hij vertaalde het boekje van zijn gastheer Batti Dohm (een man die ik in 1953 leerde kennen) over de Devonische fossielen uit het koraalrifgeotoop van Gerolstein. U zult zich wel realiseren dat de ammonieten tijdens het Devoon net schuchter in de startblokken van hun evolutie stonden, en zeker niet thuis waren rondom koraalriffen. Toch zien wij boven de deur van fossielenhandelaar en Eifelgids Dr. Dohm pontificaal een ammoniet ingemetseld – een Jura-ammoniet, in een omgeving waar veel fossielen voorkomen, maar zo goed als geen ammonieten.

, , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

Bert Boekschoten. (2011). Cephalopode dieren als bouwers van ammonieten belemnietfossielen. Grondboor & Hamer, 65(6), 174–176.