Van alle fossielen die te vinden zijn tussen het riviergrind, vormen de zoogdierresten een categorie die een specifieke groep belangstellenden trekt. Het is namelijk opvallend dat op plekken waar door meerdere mensen gezocht wordt, botten en kiezen die niet direct worden meegenomen, vaak op een plekje apart gelegd worden. Op die manier ontstaan op veel vindplaatsen bottenhopen met "versmade" betresten (Afb. 1). Het leuke van deze bottenhopen is datje er, als je ergens regelmatig komt, o.a. aan kunt zien of er kortelings nog iemand vóór je geweest is. Wat eveneens leuk is om te zien, is dat er ook altijd weer stukken verdwijnen van de hoop. Wat te min is voor de één. is soms weer begeerlijk voor een ander. Binnen de brede categorie zoogdierresten valt vaak weer een zekere hiërarchie te ontdekken. Zo wordt meestal het Pleistocene materiaal hoger gewaardeerd dan het Holocene, hoewel binnen het Holocene materiaal “gewildere” soorten voorkomen zoals bruine beer, wolf, bever en mens (als we de laatste hier voor het gemak ook maar tot de fauna rekenen). Ook wordt natuurlijk een compleet bot hoger gewaardeerd dan een incompleet bot, maar een incompleet, minder algemeen Pleistoceen bot vaak weer hoger dan een compleet bot van een algemene Holocene soort. Denk maar eens aan alle ophef rond de eerste vondst van een stukje schedel van een Neanderthaler in de Noordzee.