Kees Heij vertelt over de belevinissen van de jongen van een paartje Meerkoeten in een Rotterdamse stadssingel. De Meerkoet Fulica atra (familie: Rallidae; geslacht: Fulica.) – ook wel bleshoen genoemd – is een zwartgrijze moerasvogel met een zwarte kop waarop een witte bles. Volwassen vogels hebben een rode iris. De poten zijn blauwgroen met lobben tussen de tenen. Meerkoeten zijn overlevers die zich in vele biotopen thuis voelen. Zij komen de laatste jaren ook in stadssingels voor. Behalve waterplanten wordt ook veel zwerfafval in het veelal drijvende nest verwerkt. Het voedsel van deze omnivoren bestaat vooral uit waterplanten, gras, slakken en waterinsecten. De broedduur loopt van maart tot juli. Per jaar kunnen drie legsels van zes tot tien eieren gelegd worden. Stadssingels dienen over het algemeen als waterberging, wanneer bij zware regens de riolen overlopen. Daarom worden ze rietvrij gemaakt en regelmatig uitgediept. Karpers en vorens komen het meest voor in dit soort wateren. Het gras langs de oevers wordt in het voorjaar en in de zomer wekelijks gemaaid en komt dan in de singel terecht. De Meidoornsingel die bij ons in Rotterdam voor de deur loopt wordt regelmatig bezocht door Aalscholvers, die de singels afvliegen om aan het benodigde voedsel te komen. De laatste jaren zien we er steeds minder watervogels. Af en toe eenden, een Waterhoentje en meestal een paartje Meerkoeten.