Insecten zijn enorm divers en komen overal ter wereld voor. Hoewel veel factoren een belangrijke rol hebben gespeeld in het succes van insecten, wordt één essentiële factor vaak overzien, namelijk de mogelijkheid van insecteneieren om in enorm diverse habitatten te overleven. Ondanks het belang van de door de moeder geproduceerde eierschaal, is het ei zelf niet geheel weerloos. Een extraembryonaal membraan, de serosa, wordt in bijna alle insecten eieren vroeg in de ontwikkeling gemaakt. Deze omsluit zowel het eiwit als het embryo en is hiermee een goede kandidaat om het embryo te beschermen tegen gevaren van buitenaf. In de kastanje bruine meelkever (Tribolium castaneum) kan de ontwikkeling van de serosa voorkomen worden door één specifiek gen (Tc-zen1) uit te schakelen met RNA-interferentie. Deze eieren kunnen onder normale omstandigheden goed zonder serosa overleven. Door eieren met en zonder serosa bloot te stellen aan uitdagende omstandigheden zoals droge lucht en infectie, kon ik laten zien dat de serosa beschermd tegen zowel uitdroging als infectie. Het bestuderen van de eieren van een andere kever, de doodgraver Nicrophorus vespilloides, liet zien dat niet alle eieren goed beschermd zijn. Omdat de eieren van deze kever snel moeten ontwikkelen wijzen deze bevindingen op een wisselwerking tussen snelle ontwikkeling en een goede bescherming. Mijn onderzoek laat dus zien dat insecteneieren zelf waarschijnlijk een grote rol hebben gespeeld in het succes van insecten.