In mijn proefschrift onderzoek ik intraspecifieke variatie in vleugellengtein het tweestippelig lieveheersbeestje, Adalia bipunctata. In de natuur komen ‘ongevleugelde’ mutanten voor met afgeknotte vleugels (zowelde echte vliegvleugels als de dekschilden). Ze kunnen niet vliegen, leven korter en produceren minder nakomelingen. Hoe korter de vleugels, hoeslechter de prestatie. Ten eerste wilde ik als evolutiebioloog begrijpen waarom ongevleugelde A. bipunctata dan toch bestaan. De afknotting blijkthet gevolg van een vertraagde ontwikkeling van het vleugelweefsel in de larven. De mate van afknotting wordt beïnvloed door een combinatie vande genen en de omgeving waarin de larven opgroeien. We hebben geen enkel evolutionair voordeel van deze afwijking kunnen vinden. Het iswaarschijnlijker dat toeval of een mutatie-selectie-balans het fenomeen in stand houdt. Vervolgens onderzocht ik of deze natuurlijke variatie benutzou kunnen worden om de commerciële biologische bladluisbestrijding met A. bipunctata te verbeteren, omdat de gewone vormen die nu wordengebruikt vaak wegvliegen van de planten waarop ze worden uitgezet. Ongevleugelden bieden inderdaad perspectief voor effectievere bestrijdingdoor een langer verblijf op de planten. Vanwege hun lagere ‘fitness’ werd echter getwijfeld of een rendabele commerciële massakweek mogelijkzou zijn. Wij laten zien dat de kweek van ongevleugelde A. bipunctata te optimaliseren is. Door kunstmatige selectie konden we binnen vijfgeneraties kweeklijnen van de meest ‘fitte’ ongevleugelde vormen produceren. Ze missen nauwelijks vleugelweefsel maar kunnen toch nietvliegen. Ze reproduceren beter dan de tegengestelde selectielijnen die geen vleugelweefsel meer hadden. Zouden deze lijnen in de praktijk wordengebruikt, dan is het risico op verzwakking van natuurlijke populaties door inmenging minimaal door hun fitness-nadeel ten opzichte van de gewonevormen. Bij elkaar laat dit werk zien hoe de kennis van de onderliggende mechanismen van natuurlijke variatie binnen soorten gebruikt kanworden ter verbetering van biologische plaagbestrijders.zou kunnen worden om de commerciële biologische bladluisbestrijding met A. bipunctata te verbeteren, omdat de gewone vormen die nu worden gebruikt vaak wegvliegen van de planten waarop ze worden uitgezet. Ongevleugelden bieden inderdaad perspectief voor effectievere bestrijding door een langer verblijf op de planten. Vanwege hun lagere ‘fitness’ werd echter getwijfeld of een rendabele commerciële massakweek mogelijk zou zijn. Wij laten zien dat de kweek van ongevleugelde A. bipunctata te optimaliseren is. Door kunstmatige selectie konden we binnen vijf generaties kweeklijnen van de meest ‘fitte’ ongevleugelde vormen produceren. Ze missen nauwelijks vleugelweefsel maar kunnen toch niet vliegen. Ze reproduceren beter dan de tegengestelde selectielijnen die geen vleugelweefsel meer hadden. Zouden deze lijnen in de praktijk worden gebruikt, dan is het risico op verzwakking van natuurlijke populaties door inmenging minimaal door hun fitness-nadeel ten opzichte van de gewone vormen. Bij elkaar laat dit werk zien hoe de kennis van de onderliggende mechanismen van natuurlijke variatie binnen soorten gebruikt kan worden ter verbetering van biologische plaagbestrijders.


Additional Files
EB 81.jpg Cover Image , 427kb